Geschiedenis van Jiu Jitsu

kanjijj

 

Een geschiedenis van Jiu Jitsu is moeilijk te geven omdat Jiu Jitsu eigenlijk het gehele scala van technieken met betrekking tot het ongewapende gevecht omvat. Hier is op zich geen begindatum aan te hangen, omdat de mens sinds het begin van zijn bestaan al vecht. De veelgebruikte term ‘ongewapende gevecht’ is hier misschien niet de beste vertaling, omdat in het gevecht op zich wapens gebruikt kunnen worden. Echter, typisch voor Jiu Jitsu is het verdedigen op een manier waarbij de verdediger zijn eigen wapen (als hij deze überhaupt had) niet gebruikt in de verdediging, maar alleen zijn lichaam. Met deze nuancering is het misschien mogelijk om wel een duidelijker begin van Jiu Jitsu aan te geven. Echter, in het algemeen kan gesteld worden dat in het gewapende gevecht er altijd wel een vorm is geweest waarbij een van de twee krijgers zijn wapen niet gebruikte om zijn tegenstander uit te schakelen. Daarom is het ook moeilijk (onmogelijk?) om een onderscheid te maken tussen het verdedigen gebruik makend van een eigen wapen en het verdedigen zonder gebruik van een eigen wapen. Ook op deze manier is het dus moeilijk een tijdstip aan te geven waarop het Jiu Jitsu ‘ontstaan’ is. Meester Kano Jigoro heeft in zijn literatuurstudie over het begin van het Jiu Jitsu als ontstaansdatum 1600 AD tot 1650 AD aangetekend. Alhoewel dit dus duidelijk niet het ‘echte’ begin van Jiu Jitsu is, wordt deze datum wel aangehouden als startpunt. Dit omdat in deze tijd (1600 tot 1650) verschillende stromingen (ryu’s ofwel scholen) zijn begonnen met het opschrijven van hun technieken. Deze technieken zijn in de loop van de tijd bewaard gebleven, en worden binnen de verschillende ryu’s nog steeds toegepast.

Verklaring ideogrammen

De term Jiu Jitsu word in Japan beschreven door de ideogrammen (Ju) en (Jutsu). Jutsu kan vertaald worden als techniek of kunst. Ju heeft als betekenis(en) souplesse, flexibiliteit, buigzaamheid, zachtaardig. Toegepast op gevechtsstrategieën, betekent het principe Ju het flexibel en intelligent aanpassen aan de strategische acties van de tegenstander met als doel zijn acties en de kracht(en) hierachter te gebruiken om hem te onderwerpen, of in ieder geval zijn aanval te neutraliseren. Letterlijk betekent Ju Jutsu dus techniek of kunst van soepelheid, flexibiliteit, buigzaamheid, zachtaardigheid. In de praktijd van de vechtkunst komen al deze termen echter neer op één principe; namelijk het toepassen van een techniek, gebruik makend van het menselijk lichaam als een wapen. In veel boeken wordt in plaats van jutsu de term Jitsu gebruikt. Voor zover bekend, zijn deze termen onderling volledig uitwisselbaar. Echter, alleen in Nederland wordt Ju ook als Jiu geschreven. De oorsprong van deze term is in de literatuur nergens te vinden.

Relatie tussen begrippen ‘Jutsu’ en ‘Do’

De verzameling van de ‘gevechtstechnieken’ wordt in de eerste Japanse geschriften beschreven door middel van de ideogrammen (Bu) BUen (Jutsu) jiu jitsu 2. Het ideogram bu wordt sinds het begin van zijn gebruik gerelateerd aan het militaire, wat de relatie tot het begrip ‘gevecht’ aangeeft. Aan de andere kant kan het ideogram voor jutsu vertaald worden als ‘techniek’, ‘kunst’ of ‘methode’. De combinatie Bu Jutsu kan dus vertaald worden als militaire techniek(en), militaire kunst of militaire methodes. Omdat de Japanse cultuur (in de oudheid) volledig gedomineerd werd door de feodale krijgers (samurai), word de term Bu Jutsu gebruikt om de technieken, kunsten en methoden van vechten aan te geven, welke ontwikkeld en beoefend werden door de mensen van deze militaire of krijgers klasse. Hierdoor wordt in het engels dan ook de term ‘Martial Art’ (gevechtskunst) gebruikt als vertaling voor het begrip Bu Jutsu. Uit de eerste geschriften blijkt verder dat de term Bu Jutsu vooral gebruikt werd om de technische achtergrond en het strategisch nut van de technieken aan te geven. Dat wil zeggen, het ideogram Jutsu verwijst vooral naar de praktische, technische en strategische aspecten: het ‘hoe’ of ‘manier’ waarop de technieken hun doel bereikten. Aan de andere kant, als een specialisatie van technieken bedoeld is als een discipline met een opvoedkundig of ethisch doel, dan gaat in de Japanse taal (geschriften) het ideogram Jutsu over in het ideogram (Do) do. Het ideogram do is te vertalen als ‘weg’ of ‘visie’. Het gevolg hiervan is dat een vechtkunst waarbij het begrip do gebruikt wordt, eerder gezien moet worden als een ‘weg’ naar een spiritueel doel dan naar een puur praktische prestatie. Bu Jutsu kan dus gezien worden als het functionele en strategische ‘hoe’ in het gevecht, terwijl budo eerder gerelateerd is aan het ultieme en meer humane ‘waarom’ (in de zin van de reden waarom het gevecht aan te gaan).

De eerste Jiu Jitsu school

jigoro-kano

Op 28 oktober 1860 werd te Mikage (Nabij de havenstad Kobe) meester Jigoro Kano geboren. Hij was de derde zoon van Jirosaku Mareshiba Kano. Met zijn familie verhuisde hij  in 1871 naar Tokio waar hij op zeventienjarige leeftijd filosofie, economie en politieke  wetenschappen ging studeren aan de keizerlijke universiteit. Later werd hij leraar aan de school voor edelen (Gakushuin) en bekleedde enkele hoge staatsposten. Jigoro Kano was klein van stuk en woog amper 48 Kg. Om zijn lichaam te sterken beoefende hij  verschillende sporten zoals roeien, gymnastiek en honkbal. Deze sporten uit de Westerse cultuur genoten toen veelbelangstelling van studenten en professoren.

Omdat Kano veel fysieke kracht te kort kwam werd hij vaak verslagen. Jigoro ging op zoek naar een middel om zijn lichaam te sterken. Hij had horen zeggen dat door het gebruik van Jiu Jitsu het voor een zwakkere het mogelijk was een sterkere te overwinnen. Een oude Jiu Jitsu meester en vriend van de familie (Teinosuke Yagi) bracht Jigoro in contact met het Jiu Jitsu. Zo kwam Jigoro Kano terecht bij Hachinosuke Fukuda van de Tenshin Sin’yo Ryu te Tokio. Om uit te leggen hoe een techniek werkte had meester Fukuda zijn eigen methode: hij half niet veel uitleg maar wierp zijn leerlingen gewoon. Het gevolg hiervan was dat Jigoro steeds onder de pleisters zat, wat hem op de universiteit de bijnaam gaf van bansoku, de pleister. In 1879 overleed Fukuda en Kano erfde zijn densho’s, de geheime schriften waarin alle technieken van de meester werden opgeschreven. Daarop ging Kano in de leer bij een andere meester van de Tenshin Sin’yo Ryu, sensei Iso. Deze stierf echter na zeer korte tijd zodat Kano opnieuw op zoek moest naar een andere leermeester. Kano was echter zeer leergierig en in winkeltjes van tweedehands boeken kocht hij vaak nog andere densho’s voor belachelijk lage prijzen. Al zoekende kwam hij in contact met meester Tsunetoshi Ikubo van de Kito Ryu. Deze meester onderwees Kano iets wat hij nog nooit had gezien: het gevecht in een wapenuitrusting. Meester Ikubo ging Kano steeds meer zien als een vriend en nog gedurende zijn leven schonk hij hem alle manuscripten van de Kito Ryu. Uit respect voor deze meester nam Kano later het klassieke Koshiki no kata in zijn geheel over. Verder vervolmaakte Jigoro Kano zich door een studie van de geschriften van andere Jiu Jitsu scholen en door het bestuderen van buitenlandse werken over lichamelijke opvoeding. Vervolgens ging Kano les geven in Jiu Jitsu en in Ken Jitsu aan het instituut voor opvoeding van het ministerie. Hij gebruikte alle kennis die hij had opgedaan in de Tenshin Sin’yo Ryu, de Shibukawa Ryu, de Toda Ryu, de Sekiguchi Ryu en de Kito Ryu. In 1880 veranderde hij voor het eerste de naam van Kano Jiu jitsu in judo. Hij bouwde zijn eigen systeem op en zorgde ervoor dat veel aandacht werd besteed aan het geestelijke aspect. In 1882 opende meester Jigoro Kano, op 21 jarige leeftijd zijn eigen school onder de naam van Kodokan Judo (school tot het onderricht van de zachte weg). Hij startte in een kleine ruimte in de Eishoji tempel met vier leerlingen en twaalf rijststro matten (Tatami’s). Deze kleine boeddhistische tempel staat er nog steeds. Er vlak buiten staat een gedenksteen waarop staat dat op deze plaats de  eerste dojo gevestigd was. Gedurende deze periode lagen de trainingen niet vast: als Kano ‘s avonds thuis kwam van het instituut waar hij les gaf, begon hij te studeren. Hij gaf training wanneer het hem uitkwam. Op zondag waren er trainingen die soms tot 12 uur ‘s nachts doorgingen. Tsunetoshi Ikubo kwam regelmatig om enkele malen per week les te geven. Ikubo had een zeer goede techniek en vond vaak zwakke plekken in Kano’s verdediging, toch kon Kano hem steeds vaker werpen met zijn specialiteit: Harai goshi en Uki goshi. Met opzet had Jigoro Kano ”Jitsu” niet gebruikt maar ”Do”, zo onderwees hij geen Jiu Jitsu maar Judo (Jiu of Ju is het principe, Jitsu is de kunst en Do is de weg). Kodokan kwam erbij omdat de naam Judo reeds door een andere Jitsu school was gebruikt. Na een moeilijke start en minachting van andere Jitsu scholen brak Kodokan Judo door in 1886. Dat jaar richtte de hoofdstedelijke politie van Tokio een toernooi in. Hieraan namen 15 Judoka’s van meester Kano en 15 Jitsuka’s van meester Totsuka deel. Het werd een 13-0 overwinning voor de Kodokan. De suprematie van Kodokan Judo was bewezen en de sport verspreidde zich over gans Japan en later over de gehele wereld. In 1887 kwam de technische zijde van het Judo tot voltooiing terwijl de spirituele fase zijn volmaking kreeg in1922 met twee spreuken: Seiroku Zen’yo (maximale doeltreffendheid bij een minimum aan inspanning) en Jita Kyoei (voorspoed en algemeen welzijn). Na een vergadering met het Internationaal Olympisch Comité te Caïro, overleed meester Jigoro Kano op het stoomschip ”Hikawa Maru” op 4 Mei 1938 aan de gevolgen van een longontsteking.

Dojo etiquette en presentatie

1. Groet bij binnenkomen en verlaten van een dojo.
2. Ben op tijd aanwezig, sla lessen alleen in het uiterste geval over.
3. Indien de leraar nog niet aanwezig is, begin dan met een lichte warming-up.
4. Wees niet rumoerig, maar concentreer je op de les en zorg voor een juiste mentale instelling.
5. Zorg dat de kleding (witte gi) schoon en correct is en de band (obi) conform de behaalde graad.
6. Zorg voor een goede hygiëne. Kort geknipte nagels en kort haar of vastgebonden door middel van een haarband. Het dragen van petten, hoofddoeken en sieraden is verboden.
7. Neem bij het begin en einde van de les, indien je lager gegradueerd bent dan de ander, aan  zijn/haar linkerzijde plaats.
8. Train tijdens de les optimaal, maak geen storende of afleidende opmerkingen en/of bewegingen.
9. Verlaat de training niet zonder toestemming.
10. Doe alleen de oefeningen die opgedragen zijn.
11. Loop tijdens de training nooit tussen of voor oefenende budobeoefenaars door of langs, maar loop steeds achterlangs.
12. Toon onderling respect en behulpzaamheid.
13. Schep nooit op over opgedane kennis en zorg voor onberispelijk gedrag in, maar ook buiten de dojo.
14. Gebruik Budotechnieken niet op straat, tenzij je absoluut niet anders kunt. Als je fysiek wordt aangevallen dan mag je jezelf beschermen, maar wordt nooit de aanvaller in een gevecht op straat.
15. Geef nooit op.

Groeten

dojo (1)

  • De Sempai zegt: “Sei-za”.
    Allen gaan in za-zen zitten, linkerknie eerst.
  • De Sempai zegt: “Mokuso”.
    Allen sluiten de ogen, mediteren, maken de geest leeg.
  • De Sempai zegt: “Mokuso yame”.
    Allen doen de ogen weer open.
  • De Sempai zegt: “Sensei ni rei”.

Allen groeten elkaar door beide handen gelijktijdig voor zich op de mat te plaatsen en te buigen. De groep past zich aan aan de snelheid van buigen van de Sensei.

  • De Sempai zegt: “Ge-ritsu”
    Allen gaan staan, rechtervoet eerst.
  • De Sempai zegt: “Rei”

Allen groeten staand door een staande buiging te maken met de handen op de bovenbenen.

Menu